“De stad met gouden muren” is hier een onderwerp wat regelmatig de revue passeert.

Het begon allemaal een paar maanden geleden toen we het laatste hoofdstuk van de prentenbijbel lazen. Geweldig getekend overigens.

Twee bladzijden vol illustraties met kinderen die spelen. Er wordt gevliegerd, met bootjes gevaren, gevoetbald, gedanst, en gesmikkeld aan grote meloenen. Als Jedidjah de bladzijdes ziet, komen wij er als gezin altijd in voor. (Al wijzend) “Dit is Deborah, dat is Eleanorah, en daar zitten papa en mama”. Aan de waterkant, pootjebadend, en met haar zo wit als sneeuw, een bril (beetje jammer dat we die blijkbaar toch nog nodig hebben in de hemel 😉

En papa draagt een baard waar sinterklaas jaloers op zou zijn.

Anyway. De hemel wordt hier volgens onze kinderen geschetst als een groot speelparadijs. Waar iedereen blij en gelukkig is.

Vanmorgen tijdens het ontbijt ging het er weer over.

Deborah vroeg in haar taal of ze er ook eten hebben. En knabbelde vrolijk verder aan haar boterham met speculoos, nadat ik de vraag met een duidelijk ja had beantwoord.

En Jedidjah wilde graag weten of ze daar dan wel zonder haar zwembandjes mag zwemmen.

Ook hierin stemde ik natuurlijk in mee.

Toen de conclusie van Jedidjah.

“Een stad waarin je nooit meer dood zal gaan”.

Ook iets wat haar de laatste weken erg bezig houdt, en vraagt om de haverklap of curacao of Italie, ook een land is waar je nooit meer doodgaat.

Maar inderdaad, in deze stad zullen we nooit meer dood hoeven gaan.

Ik ga de hemel weer anders zien, door de ogen van onze lieve kindertjes.

Zoals ze stralend, tussen de boterhammen door over de hemel zitten te dromen, en te praten, daar kan ik nog wat van leren.

Een plek waar ze zo naartoe zouden willen.

Ook al kan hun speelgoed niet mee (is ook al eens gevraagd) De Heere God heeft immers genoeg speelgoed.

Ze zijn tevreden met wat ze weten. En laten los wat ze niet weten, of begrijpen.

Iets wat ik als volwassene erg lastig vind.

Hoe zal de hemel echt zijn? Natuurlijk klinkt het goed, wat zeg ik, meer dan goed.

Perfectie is daar nog geen goed woord voor… maar toch kan ik het me soms moeilijk voorstellen.

Al sluit ik me direct aan bij onze oudste als ze het over de dood heeft… een plek waar we eindelijk niet meer hoeven dood te gaan. Een plek waar we niet meer hoeven te treuren om onze geliefdes die ons voorgingen. Waar we ze eindelijk weer kunnen omarmen. Een plek waar vooral, onze Hemelse Vader is. Die ons in Zijn armen zal sluiten en zeggen

“Hier keek ik al naar uit, nog voordat je geboren werd.”